-
1 animer
animer [aaniemee]1 levendig(er) maken ⇒ verlevendigen, opvrolijken2 aansporen ⇒ aanvuren, stimuleren3 bezielen ⇒ leven geven aan, tot leven wekken4 bezielen ⇒ inspireren, drijvende kracht zijn bij6 leiden ⇒ spelleider zijn bij, presenteren♦voorbeelden:1 verlevendigen ⇒ levendig(er) worden, zich opwinden2 tot leven komen ⇒ zich bewegen, bewogen worden1. v1) levendig(er) maken, opvrolijken2) aansporen, stimuleren3) bezielen5) leiden, presenteren2. s'animerv3) zich bewegen, bewogen worden -
2 animate
adj. levendig; geanimeerd; waakzaam--------v. wakker maken; enthousiast maken; herleven, weer tot leven brengenanimate1[ ænimmət] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 levend2 bezield————————animate2[ ænimmeet] 〈 werkwoord〉3 animeren ⇒ aanmoedigen, inspireren -
3 deaden
v. verzwakken, verlichten; verdoven; minder levendig maken; dood gaan; doden; geluiddicht maken; smakeloos maken, wegnemen van alcohol (zoals wijn)[ dedn]1 de kracht/helderheid/glans verliezen ⇒ verflauwen, verzwakkenII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 conserver
conserver [kõservee]1 bewaren ⇒ in stand houden, (be)houden♦voorbeelden:conserver un souvenir • een herinnering levendig houdenconserver son teint • zijn huid jong houdenconserver (toute) sa tête • het hoofd koel houden; 〈 van oude mensen〉helder, mentaal in orde blijven1 behouden, bewaard blijven♦voorbeelden:1. v1) bewaren, in stand houden2) conserveren, houdbaar maken3) op-, aanhouden [hoed, jas]2. se conserverv1) behouden/bewaard blijven2) goed blijven -
5 alert
adj. gespannen; bereid; waakzaam--------n. alertheid, waakzaamheid; alarm--------v. oppassen; waakzaam zijn; alarm slaanalert1[ ələ:t] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:on the alert (for) • op zijn hoede (voor)————————alert2〈bijvoeglijk naamwoord; alertness〉1 alert ⇒ waakzaam, op zijn hoede2 levendig ⇒ vlug, kwiek♦voorbeelden:————————alert3〈 werkwoord〉1 alarmeren ⇒ waarschuwen, attent maken♦voorbeelden: -
6 déborder
déborder [deebordee]1 overlopen ⇒ overvol zijn, overstromen♦voorbeelden:cet enfant déborde de vie et de santé • dat kind is zeer levendig en blaakt van gezondheidje suis débordé (de travail) • ik ben overstelpt met werk, ik heb het razend druk→ goutteII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 uitsteken uit, buiten, boven♦voorbeelden:v1) overstromen2) uitsteken (boven, buiten)3) lostrekken, afhalen [dekens]4) omtrekken [leger] -
7 munter
munter1 vrolijk, levendig, monter2 onbekommerd, zorgeloos3 gezond, fit♦voorbeelden:nur munter! • met frisse moed aan de slag!munter und guter Dinge • fris en vrolijk, vrolijk en welgemoedmunter wie ein Fisch im Wasser • zo fris als een hoentje
Перевод: со всех языков на нидерландский
с нидерландского на все языки- С нидерландского на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский
- Французский